Begindatum
Onbekend
Einddatum
Onbekend
Eeuw
18-20
Omvang en medium
810 nummers
Archiefvormer
Sint-Lodewijkscollege
Bereik en inhoud

Het archief van het Sint-Lodewijkscollege is al verscheidene keren gebruikt voor historisch onderzoek, maar zo goed als uitsluitend voor studies, tentoonstellingen en seminariewerken met betrekking tot de geschiedenis van de school zelf. Hopelijk kan deze inventaris bijdragen tot een grotere bekendheid van dit archief, dat van belang is voor de sociale, de culturele en de religieuze geschiedenis (Voor zowel de culturele als de religieuze geschiedenis zij hier nog gewezen op de gelegenheidspoëzie van onder meer G. Gezelle en L. De Bo, inventarisnummers 113, 235, 236, 420, 546, 550, 554 en 556.), voor genealogisch onderzoek en voor de iconografie van de stad. Uiteraard is het archief in de eerste plaats van belang voor de geschiedenis van het onderwijs. Zo bevat het archief wel degelijk bronnenmateriaal over de dagelijkse realiteit van het collegeleven, de relatie tussen leraars, leerlingen en schooloverheid (Vergelijk M. Depaepe en F. Simon. ‘Is there any Place for the History of. "Education" in the "History of Education" ? A Place for the History of Everyday Educational Reality in and outside Schools, in Paedagogica Historica. International Yournal of the History of Education, XXXI (1995), pagina’s 9-16, zie vooral de opsomming van bronnen op pagina 10. Van al de daar vermelde bronnen zijn voorbeelden bewaard in het college-archief, zij het soms fragmentair). Alles samen beslaat het archief van het Sint-Lodewijkscollege 15 strekkende meter rek. Chronologisch behelst het in hoofdzaak de periode 1834 tot circa 1990, met andere woorden tot aan het bestuur van de huidige directeur, Koen Seynaeve, benoemd in 1989. Het oudste stuk dateert echter al van 1773: een plattegrond van het huis Van Huerne in de Zilverstraat (inventarisnummer 195), dat sinds 1846 deel uitmaakte van het gebouwencomplex van het college. Een document uit 1815 bevat al een ontwerp voor de oprichting van een college in Brugge (inventarisnummer 1). De meest opvallende documenten en reeksen documenten zijn de notities van J. Geldhof (inventarisnummers 6-8), de prospectussen en de schoolkalenders uit de 19de en de 20ste eeuw (inventarisnummers 12-40), de processen-verbaal van de Inrichtende Macht vanaf 1925 en het principaalsboek en andere (dagboeknotities van de principaals (inventarisnummers 49-61), de afrekeningsboekjes van alle priester-leraars, 1904-1975 (inventarisnummers 96-100), de reeks palmaressen, gepubliceerd tot 1966 en niet gepubliceerd van 1967 tot 1989 (inventarisnummers 274-355). De palmaressen zijn in deze inventaris opgenomen in het vierde hoofdstuk, over de leerlingenadministratie, net als de inschrijvingsregisters en de stukken betreffende schooluitslagen, omdat deze documenten in hun semi-dynamische fase voor de leerlingenadministratie werden gebruikt, en niet bij de stukken over het onderwijs en de didactische begeleiding (vijfde hoofdstuk), met een paragraaf over evaluatie van de leerlingen. In deze paragraaf behoren enkele registers van de principaal betreffende zijn ondervragingen tot de opmerkelijkste documenten. Het uitgebreide hoofdstuk met documenten over de religieuze vorming (inventarisnummers 411-480) illustreert het groot belang dat de college-overheid hechtte aan dit aspect van de opvoeding. Het volgende hoofdstuk over de overige parascolaire activiteiten is heel wat minder uitgebreid (inventarisnummers 481-526). Typerend is ook het grote aantal bewaarde documenten over feesten, plechtigheden en jubilea (inventarisnummers 527-594). Ook de zeer uitgebreide fotoverzameling (inventarisnummers 695-810) illustreert de hierboven geponeerde stelling dat men vooral stukken bewaarde vanwege hun publicitaire waarde. Toch bevat ook deze collectie bruikbaar bronnenmateriaal voor een studie over het dagelijkse collegeleven en de parascolaire activiteiten

Geschiedenis van het archief

Het archief van het Sint-Lodewijkscollege werd in 1975 aan het Stadsarchief in bewaring gegeven (Overeenkomst gesloten tussen directeur G. Buyse en stadsarchivaris A. Vandewalle de dato 25 juni 1975.). De bij die gelegenheid opgemaakte magazijnlijst maakt gewag van 109 nummers, vanaf 1834. Sindsdien werd het archief regelmatig aangevuld door het college, maar ook door gewezen leraars en oud-leerlingen. Naast Jozef Geldhof dienen hier de namen vermeld van de heren Alfons Dewitte, Fernand Etienne en kanunnik Boudewijn Janssens de Bisthoven. De papieren van kanunnik Maurice Carpentier (1898-1985), van 1923 tot 1947 titularis van de zesde Latijnse, zijn door bemiddeling van priester Jozef Van den Heuvel in het archief terechtgekomen. Jozef Geldhof vermeldt dat het archief "vroeger door principaal Naert en door de dienstdoende Maurits Carpentier een voorlopige ordening doorstond". Hij stipt tevens aan dat in 1972 een groot gedeelte van het archief verspreid is geraakt en slechts gedeeltelijk "bij stukjes en beetjes" in het Stadsarchief werd gedeponeerd (GELDHOF, opere citato, pagina 8 (volledige referentie : zie eerste alinea van de tekst). Deze laatste opmerking moet worden genuanceerd [Geldhofs opmerking over het principaalsboek, inventarisnummer 53, is heel bevreemdend. Dit belangrijk document, dat nog steeds wordt aangevuld, bevindt zich nog steeds in het college. Het is niet duidelijk wat Geldhof bedoelt met het volgens hem nog steeds spoorloze "oud negentiende-eeuws immatriculatieregister" (vergelijk inventarisnummers 222 en 613)]. Dat het archief slechts geleidelijk in het Stadsarchief kon worden in bewaring gegeven, is voor een groot gedeelte te wijten aan Geldhof zelf. Zoals hierboven al aangestipt wou hij zelf zoveel mogelijk thuis beschikken over het archief tijdens zijn onderzoek. Het is ook weinig waarschijnlijk dat er tussen 1972 en 1975 veel archief verloren is gegaan, zoals Geldhof laat vermoeden. Het is wel zo dat het archief, zoals het thans is bewaard, slechts gedeeltelijk de neerslag is van de in het college gevoerde administratie. Geldhof wees al op de opvallende afwezigheid van een reeks correspondentie van de collegeoverheid (Ibidem, pagina 8. Geldhof heeft zelf gepoogd deze lacunes aan te vullen door elders, vooral in het archief van het bisdom, stukken te kopiëren en die bij het collegearchief te voegen: zie vooral inventarisnummer 42, en zijn eigen notities, inventarisnummers 6, 7 en 8. Deze notities zijn ook van belang voor het dagelijkse leven in het college tijdens zijn leraarstijd). Dezelfde opmerking kan worden gemaakt over de afwezigheid van grote gedeelten van de boekhouding, personeelsdossiers en bouwplannen [Uitzonderlijk is wel inventarisnummer 203 betreffende de bouw en de stoffering van de neogotische (architect: J. Helleputte)]. Van echte en bewuste archiefvorming was dus weinig sprake in het college. Toch heeft men wel degelijk belangstelling gehad voor archiefzorg. De bewaarde documenten zijn echter veelal aan vernietiging ontsnapt vanwege hun openbaar en officieel karakter of vanwege hun publicitaire of pedagogische waarde. Veel vertrouwelijke documenten uit de 19de en de eerste 7 decennia van de 20ste eeuw zijn meestal vernietigd of meegenomen door de vertrekkende principaals, die, aldus J. Geldhof, hun bestuur als een strikt persoonlijke aangelegenheid beschouwden (GELDHOF, opere citato, pagina 8.). Een - zij het gedeeltelijke - verklaring voor één en ander is wellicht het ontbreken van richtlijnen in verband met archiefvorming in scholen (Daarop werd onlangs gewezen door G. Kwanten. ‘Beheer en bewaring van een schoolarchief’, lezing gehouden op 21 maart 1994 tijdens een Studiedag van het Centrum voor Navorming Katholiek Hoger Onderwijs in verband met Informatiemanagement in de hogeschoolorganisatie, 21 maart 1994. Voor de toekomst kan het werk van G. Gadeyne, ‘Onderwijs’, in: G. Marechal (red.). ‘Bewaring en vermenging van gemeentearchieven. Richtlijn en advies’, III. Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1993, pagina’s 44-79 en 172-184, in aangepaste vorm voor het vrij onderwijs, nog diensten bewijzen). Niettegenstaande de grote belangstelling voor de geschiedenis van onderwijsinstellingen , is deze inventaris dan ook de eerste in zijn soort (Slechts gedeeltelijk vergelijkbaar zijn de inventarissen van J. Verschaeren. ‘Inventaris van het archief van het Sint-Jozef-Klein-Seminarie te Sint-Niklaas’. Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1985 en L.C.J.M. Rouppe Van Der Voort. ‘Inventaris van hel archief van de Latijnse school te Gemert 1587-1991 met catalogi van de bewaarde boekdelen en kerkelijke voorwerpen’. Gemert, Gemeentearchief, 1991)

Institutionele geschiedenis/biografie

Het Sint-Lodewijkscollege, opgericht in 1834, is het oudste bisschoppelijk college in Brugge. Het is meteen ook één van de oudste scholen voor voortgezet onderwijs in de stad. Door zijn inplanting, tot 1972 in de historische binnenstad en sindsdien aan de rand van de stad op het grondgebied van de voormalige gemeente Sint-Andries, en vooral door zijn honderden oud-leerlingen heeft het college een belangrijke stempel gedrukt op het maatschappelijk leven in Brugge gedurende de negentiende en de twintigste eeuw. In het college bestond steeds een grote belangstelling voor de geschiedenis van de eigen instelling. Dit sterke historisch besef uitte zich onder meer door de publicatie van jubileumuitgaven met betrekking tot de geschiedenis van het college. De laatste dergelijke publicatie verscheen één jaar na het eigenlijke 150-jarige jubileum: J. Geldhof. ‘150 jaar Sint-Lodewijkscollege te Brugge’. Brugge, uitgever Sint-Lodewijkscollege, 1986, 380 bladzijden, met talrijke foto's en illustraties. Jozef Geldhof (1925-1989), van eind 1950 tot 1966 subregent en leraar in het college en sindsdien pastoor van Meetkerke, kon daarvoor gedurende lange tijd beschikken over het archief van het college, dat hij overigens ook zelf met eigen middelen heeft aangevuld

Toegangen

N. Geirnaert. 'Inventaris van het archief van het Sint-Lodewijkscollege van het archief van het Sint-Lodewijkscollege bewaard in het Stadsarchief te Brugge' ('Haec Olim III'). Brugge 1995

Beschrijvingsniveau
deelarchief
Laatst aangepast op
16-12-2022 om 11:39
788 beschrijvingen in deze collectie
ArchiefdienstBrugge
ReferentieBE SAB PA/LOD
Raadpleging

Voor de raadpleging van dit archief is het reglement voor het Stadsarchief van toepassing. Dit betekent dat alle stukken ouder dan 30 jaar openbaar zijn, tenzij ze persoonlijke aangelegenheden betreffen. Voor deze stukken geldt een termijn van 100 jaar. Voor uitzonderingen op deze regel, alsook voor toestemming tot uitlening is de directie van het Sint-Lodewijkscollege bevoegd. Vanzelfsprekend geldt dat documenten die al sinds hun ontstaan openbaar zijn, dat ook blijven na hun deponering in het archief. Dit is onder meer van toepassing op de gepubliceerde palmaressen (Over de problematiek van het beheer van particuliere archieven zoals dit van het Sint-Lodewijkscollege gaf hoofdarchivaris dr. A. Vandewalle een lezing op een symposium van de ICA/SMA)